De WOZ-waarden 2016 en 2017 van het door X gehuurde bedrijfspand worden vastgesteld op € 318.000. Voor het jaar 2018 wordt de WOZ-waarde vastgesteld op € 495.000. X stelt dat deze waardesprong onbegrijpelijk is. De heffingsambtenaar merkt op dat hij niet wist dat het pand werd verhuurd en dat de onroerende zaak groter was dan eerder gedacht en dat ook de huursom hoger was. Verder is voor de jaren 2016 en 2017 aangesloten bij de waarden zoals die op de eerdere WOZ-beschikkingen van de eigenaar van de onroerende zaak reeds waren vastgesteld.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat hij de WOZ-waarde 2018 van het pand niet te hoog heeft vastgesteld. Het pand wordt namelijk voor € 61.512 per jaar verhuurd en de kapitalisatiefactor van 8 is niet te hoog. Verder merkt het hof op dat de WOZ-waarde per jaar wordt vastgesteld en niet afhankelijk is van de waarde die in enig ander jaar is vastgesteld. Ook is niet van belang dat de verhuurde oppervlakte kleiner is, dan waar de heffingsambtenaar vanuit gaat: de waarde is vastgesteld door de jaarhuur te kapitaliseren. Het gelijk is aan de heffingsambtenaar.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 augustus