Door een onherroepelijke rechterlijke uitspraak over de toepassing van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) staat vast dat X vanaf zijn 17e verjaardag arbeidsongeschikt was in de zin van de Wajong, hetgeen hem aanspraak geeft op een Wajong-uitkering vanaf 24 mei 2005. X heeft die aanspraak niet geldend kunnen maken omdat hij door buiten Nederland te gaan wonen niet voldeed aan de ingezetene-eis. X heeft voorts, nu hij in militaire dienst is geweest, een Wamil-uitkering aangevraagd, die hem door het Uwv is geweigerd omdat hij reeds voor zijn militaire dienst arbeidsongeschikt was en in dienst korter dan drie maanden normaal arbeid heeft verricht. X is van mening dat hij in dienst langer dan drie maanden normaal arbeid heeft verricht. De rechtbank en de CRvB achten de weigering onvoldoende gemotiveerd en hebben het Uwv opgedragen opnieuw te beslissen. Het Uwv wijst de aanvraag vervolgens opnieuw af omdat X aanspraak had op een Wajong-uitkering die hij door eigen toedoen niet geldend heeft kunnen maken. Doordat de Wamil subsidiair is ten opzichte van andere regelingen, heeft hij evenmin recht op een Wamil-uitkering. De CRvB acht deze weigeringsgrond valide en heeft het hoger beroep van X ongegrond verklaard. Advocaat-Generaal (A-G) Wattel heeft naar aanleiding van het beroep in cassatie van X een conclusie genomen. Volgens de A-G staat er geen toegang tot de cassatierechter open, nu de Wamil geen cassatiebepalingen bevat. Art. 78, lid 4, Wet RO staat aan ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van X in de weg. Voor het geval de Hoge Raad meent dat wel geklaagd kan worden over verkeerde toepassing van het begrip "aanspraken krachtens een andere wettelijke regeling" die "door toedoen van de belanghebbende (...) niet kunnen worden geldend gemaakt" ex art. 2, lid 1, letter a (2º) Wamil, meent de A-G dat deze klacht faalt. Het oordeel dat de kennelijk vrijwillige verhuizing naar het buitenland van X als "toedoen van de belanghebbende" in de zin van deze bepaling kan gelden, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het EU-recht - het vrije werknemersverkeer en het recht op reizen en verblijven - staat voorts niet in de weg aan de ingezetene-eis in de Wajong. In dat geval acht de A-G het beroep ongegrond. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen 2
Wet op de rechterlijke organisatie 78
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Sociale zekerheid algemeen, Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 21 januari