A-G Wattel is van mening dat de woningcorporatie de bedrijfswaarde van de sloopwoningen ten koste heeft gelegd aan de door haar gewenste nieuwbouw, zodat die waarde onontkoombaar onderdeel is van de kostprijs van de nieuwbouw.
Woningcorporatie X sloopt oude sociale huurwoningen om nieuwe duurzamere woningen te stichten. Volgens de inspecteur mogen de sloopwoningen in de VPB-sfeer worden afgewaardeerd naar de lagere bedrijfswaarde van €10.330.482 (inclusief ondergrond). X wil de opstallen echter tot nihil afboeken op grond van het Warenhuisarrest (HR 21 april 1993, 28.418, V-N 1993/1517, 16). Volgens Hof Den Haag is de bedrijfswaarde van de sloopwoningen onderdeel van de kostprijs van de nieuwe woningen. X maakt niet aannemelijk dat de sloopwoningen niet meer verhuurd konden worden. X stelt in cassatie dat kennelijk te weinig op de sloopwoningen is afgeschreven, zodat die afschrijving gecorrigeerd moet worden om te voorkomen dat een te hoge boekwaarde wordt ‘doorgerold’.
Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat X de bedrijfswaarde van de sloopwoningen ten koste heeft gelegd aan de door haar gewenste nieuwbouw, zodat die waarde onontkoombaar onderdeel is van de kostprijs van de nieuwbouw. De Hoge Raad is in het Warenhuisarrest volgens de A-G weliswaar door de bodem van de bedrijfswaarde heen gegaan, maar juist dat maakt het arrest zo moeilijk plaatsbaar en moet het beperkt blijven tot die betreffende feiten. De mogelijk onwenselijke gevolgen van de afschrijvingsbeperkingen voor woningcorporaties is volgens de A-G meer een politieke kwestie. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 7 juni