Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het water behorend bij drie watervilla’s niet kan worden beschouwd als een ‘openbare waterweg’. Dit betekent dat bij het bepalen van de WOZ-waarde van de villa’s het water meegenomen moet worden.
X bv is eigenaar van drie recreatiewoningen aan het water in een recreatiepark in de gemeente De Fryske Marren. Het geschil draait om de WOZ-waarde 2022. Daarbij is van belang of het gedeelte water bij die woningen valt onder de WOZ-uitzondering voor ‘openbare waterwegen’.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het water behorend bij drie watervilla’s niet kan worden beschouwd als een ‘openbare waterweg’ als bedoeld in art. 2 lid 1 onder d, UR uitgezonderde objecten Wet WOZ. Dit betekent dat bij het bepalen van de WOZ-waarde van de villa’s het water meegenomen moet worden. Door een afgesloten brug zijn de watergedeelten niet voor iedereen vrij toegankelijk en kan er geen vrijelijk gebruik van worden gemaakt. Bovendien vallen ze niet onder de definitie van een vaarweg zoals vastgesteld door de Hoge Raad. De Hoge Raad hanteert een striktere interpretatie van 'openbaar vaarwater' dan van 'openbaar water' (zie HR 12 juni 1951, 53623, NJ 1951/616 en HR 3 december 2021, 20/01351, NJ 2022/194). De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde van de woningen niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 18
Wet waardering onroerende zaken 17
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Editie: 7 mei
Informatiesoort: VN Vandaag