Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X geen recht op investeringsaftrek heeft voor zijn waterpompinstallatie. De waterpompinstallatie dient namelijk mede voor de bewoning.

X exploiteert een onderneming. De onderneming wordt deels uitgeoefend vanuit een werkplaats in de verbouwde boerderij waarin X woont. Het woongedeelte behoort tot het privévermogen en de werkplaats tot het ondernemingsvermogen. Bij de verbouwing is een vloerverwarming geïnstalleerd die ook de werkplaats verwarmt. X schaft in 2007 een waterpompinstallatie aan om de boerderij te verwarmen. X activeert de waterpompinstallatie en claimt investeringsaftrek en energie-investeringsaftrek. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een investering in een woonhuis en dat er geen recht op investeringsaftrek bestaat. Ook kan X volgens de inspecteur niet op de waterpompinstallatie afschrijven.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de waterpompinstallatie mede dient voor de bewoning, en dat dan op grond van art. 3.45 lid 1 onderdeel d Wet IB 2001 geen recht op investeringsaftrek bestaat. Verder is de waterpompinstallatie volgens de rechtbank geen essentiële voorziening voor de boerderij als verwarmingsinstallatie, omdat er ook nog een CV-installatie aanwezig is. De waterpompinstallatie kan volgens de rechtbank dan niet als verplicht privévermogen worden aangemerkt maar wel als keuzevermogen als gevolg daarvan als ondernemingsvermogen. De inspecteur heeft de afschrijving ten onrechte gecorrigeerd. Op dit punt is het gelijk aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.45

Wet inkomstenbelasting 2001 3.40

Wet inkomstenbelasting 2001 3.30

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 31 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen