X bv exploiteert een visverwerkend bedrijf waarin onder meer krab wordt verwerkt. In weken waarin veel krab wordt verwerkt, heeft het afvalwater dat van het bedrijf wordt afgevoerd een hogere vervuilingswaarde dan in weken waarin weinig krab wordt verwerkt. Op basis van een aantal afvalwateronderzoeken wijkt het waterschap af van de door X bv gedane aangifte zuiveringsheffing. X bv stelt dat de onderzoeken niet representatief zijn omdat ze allebei hebben plaatsgevonden in weken waarin veel krab is verwerkt. Hierdoor wordt zij aangeslagen voor een te groot aantal vervuilingseenheden, aldus X bv.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 27 augustus 2013, 12/00131 LEE, V-N Vandaag 2013/2034) verwerpt het standpunt van X bv dat het afvalwateronderzoek dat het waterschap heeft uitgevoerd niet representatief was. Pas in de bezwaarfase heeft X bv het standpunt ingenomen dat tijdens het afvalonderzoek in april 2008 er zodanig grote hoeveelheden krab zijn verwerkt, dat geen sprake (meer) was van een zogeheten niet-krabweek. Het had volgens het hof op de weg van X bv gelegen om de controleur hier al tijdens de controle op te wijzen. Ook verder heeft X bv niet aannemelijk gemaakt dat in de bewuste week meer dan noemenswaardige krabverwerking heeft plaatsgevonden. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet verontreiniging oppervlaktewateren 22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 juli