X is het niet eens met separate aanslagen ‘watersysteemheffing ingezetenen' en ‘watersysteemheffing eigenaren' over de jaren 2013 en 2014 die de heffingsambtenaar van belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland hem namens het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft opgelegd. De aanslagen zijn elk op een afzonderlijk aanslagbiljet opgelegd, per jaar volgtijdelijk, eerst ingezetenenheffing daarna eigenarenheffing. Hof Den Haag verwerpt het standpunt van X dat de aanslag watersysteemheffing eigenaren moet worden aangemerkt als een zonder het vereiste nieuwe feit opgelegde navorderingsaanslag. Het waterschap heft zowel een watersysteemheffing ingezetenen als een watersysteemheffing eigenaren. Nu belanghebbende zowel ingezetene van het waterschap is als eigenaar van een in het waterschap gelegen woning, is hij volgens het hof beide belastingen verschuldigd.
De Hoge Raad volgt het oordeel van Hof Den Haag dat de heffingsambtenaar van het waterschap bevoegd maar niet verplicht is om verschillende heffingen op één aanslagbiljet te verenigen. Als de heffingsambtenaar ervoor kiest de aanslagen na elkaar op te leggen, maakt dat feit de laatst opgelegde aanslagen nog geen (zonder nieuw feit opgelegde) navorderingsaanslagen. Het middel van X dat tegen dit hofoordeel is gericht, faalt. De Hoge Raad verwijst naar de onderdelen 5.12 t/m 5.18 van de conclusie van A-G IJzerman (zie V-N 2016/25.24). De overige middelen van X kunnen evenmin tot cassatie leiden (art. 81 Wet RO), zodat het cassatieberoep van X ongegrond is.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 6 juni