Hof Arnhem-Leeuwaarden weigert de scheldende gemachtigde en overweegt dat dit niet in strijd is met artt. 11 en 47 van het Handvest van grondrecht van de Europese Unie.
Een gemachtigde in een BPM zaak laat zich voor de zoveelste keer onnodig en eindeloos grievend, krenkend en beschadigend uit over de rechtspraak, de rechtsstaat en de bij deze zaak betrokken personen. De door hem ingezonden processtukken zijn dermate beledigend dat deze de procesgang verstoren omdat het vrijwel onmogelijk is kennis te nemen van de stukken. Gemachtigde is hierop gewezen en de mogelijkheid tot herstel geboden. Hij maakt hiervan geen gebruik. Ook de belanghebbende welke hij vertegenwoordigt reageert niet nadat het hof hem gewezen heeft op de uitlatingen en mogelijke gevolgen hiervan voor belanghebbende zijn procesgang. Gemachtigde laat weten als hij geweigerd wordt, dat dan zijn kantoorgenote de zaak overneemt.
Hof Arnhem-Leeuwaarden weigert de scheldende gemachtigde en overweegt dat dit niet in strijd is met artt. 11 en 47 van het Handvest van grondrecht van de Europese Unie. De stukken bevatten zoveel beledigende opmerkingen waardoor er ernstige bezwaren bestaan tegen gemachtigde in de zin van art. 8:25 lid 1 Awb. Dit onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020, V-N 2020/57.21. Art. 47 Handvest is niet geschonden, het recht op toegang tot de rechter wordt belanghebbende namelijk niet ontnomen alleen de mogelijkheid om zich te laten vertegenwoordigen door deze gemachtigde. Ook het recht op de vrijheid van meningsuiting uit art. 11 Handvest is niet geschonden. Gemachtigde wordt immers niet het recht ontnomen zijn mening te uiten, alleen wel in deze procedure omdat deze niet relevant en dermate onbetamelijk is. Bij tussenuitspraak wordt gemachtigde geweigerd om als zodanig op te treden in deze zaak.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 23 maart