Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de kostenvergoeding voor een parkeerbelastingbezwaar kon volstaan met een wegingsfactor 0,5.
Belanghebbende, X, maakt met behulp van een gemachtigde met succes bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. In beroep en hoger beroep bepleit X een hogere bezwaarkostenvergoeding.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de kostenvergoeding voor een parkeerbelastingbezwaar kon volstaan met een wegingsfactor 0,5. In parkeerbelastingzaken wordt in beginsel uitgegaan van deze wegingsfactor (vlg. o.a. Hof ’s-Hertogenbosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, V-N 2021/53.12). Gelet op de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid hoeft in deze zaak niet van dat uitgangspunt te worden afgeweken. Indien zoals in dit geval langs gebaande wegen met een standaard bezwaarschrift bezwaar wordt gemaakt, is dit van invloed op de aard en complexiteit van de werkzaamheden van de gemachtigde. Dit leidt niet tot willekeur bij het bepalen van de wegingsfactor, maar vergt een beoordeling van de ingewikkeldheid van de desbetreffende zaak. De gronden die de gemachtigde van X aandraagt in bezwaar zijn vrijwel identiek aan de gronden in eerdere bezwaarschriften en telkens zijn de feiten niet geconcretiseerd. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 4 juli