Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur in het verleden het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt heeft dat de in de aangifte gehanteerde lagere WOZ-waarde mocht worden toegepast. Het wegnemen van opgewekt vertrouwen met terugwerkende kracht is als uitgangspunt niet mogelijk.

X heeft samen met haar echtgenoot een eigen woning. Voor eerdere jaren is de WOZ-waarde van die woning, bij wijze van compromis tussen de gemeente en X, vastgesteld op de lagere WOZ-waarde (€ 90.756). Voor het jaar 2018 is de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op de hogere WOZ-waarde (€ 337.000). X gaat in bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2018 met een beroep op het vertrouwensbeginsel. X maakte in 2015 ook reeds bezwaar in verband met een gehanteerde hogere WOZ-waarde voor de woning. De inspecteur kwam tegemoet aan dat bezwaar, maar merkte in de uitspraak op bezwaar op dat hij hierbij het eerder opgewekte vertrouwen opzegt. Het bezwaar tegen de WOZ-waarde van 2018 wijst de inspecteur af, wegens reeds opgezegd vertrouwen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur in het verleden het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt heeft dat de in de aangifte gehanteerde lagere WOZ-waarde mocht worden toegepast. In de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2015 zegde de inspecteur het eerder opgewekte vertrouwen ten aanzien van de WOZ-waarde op. Die uitspraak op bezwaar is gedagtekend 25 juli 2018. Het wegnemen van opgewekt vertrouwen met terugwerkende kracht is als uitgangspunt niet mogelijk. Het vertrouwen is dus pas per 25 juli 2018 opgezegd. X heeft over een deel van 2018 dus nog recht op toepassing van de lagere WOZ-waarde. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.112

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 4 juli

56

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen