X, geboren in India, komt in september 2019 naar Nederland voor een studie. Zijn echtgenote en kinderen blijven aanvankelijk in India, maar voegen zich in juni 2020 bij hem in Nederland. Na het behalen van zijn diploma in september 2020 blijft X in Nederland met een zoekjaarvisum voor hoogopgeleiden. Vanaf juni 2021 werkt X bij verschillende werkgevers en tekent in november 2021 een arbeidsovereenkomst met Y BV. X en zijn werkgever verzoeken in maart 2022 om toepassing van de 30%-regeling. De Belastingdienst wijst dit verzoek af. In geschil is of X op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst met Y BV zijn woonplaats buiten Nederland heeft, waardoor hij kwalificeert als ingekomen werknemer.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet voldoet aan de voorwaarden om als ingekomen werknemer te worden aangemerkt. X staat sinds oktober 2019 onafgebroken in Nederland ingeschreven, heeft woonruimte, en zijn gezin verblijft sinds juni 2020 bij hem. Daarnaast heeft X na zijn studie meerdere werkgevers in Nederland en is hij niet naar India gereisd sinds september 2019. De aangevoerde argumenten van X, zoals het aanhouden van een huurhuis tot en met maart 2022 en zorgverzekering in India, zijn onvoldoende om te concluderen dat X zijn woonplaats buiten Nederland heeft. X komt niet in aanmerking voor de 30%-regeling.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10e
Wet op de loonbelasting 1964 31a
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Editie: 17 januari
Informatiesoort: VN Vandaag