X is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn onroerende zaak, een zogeheten pastoriewoning in de gemeente Waalwijk.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de weigering van de gemeente Waalwijk om tijdens of na de hoorzitting in een WOZ-zaak de grondstaffel te overleggen in strijd is met art. 7:4 Awb. Nu de heffingsambtenaar heeft erkend dat deze grondstaffel is gebruikt voor de vaststelling van de waarde bij de (primaire) besluitvorming, is het volgens de rechtbank een stuk dat van belang is geweest voor de primaire besluitvorming. Daardoor is het een op de zaak betrekking hebbend stuk als bedoeld in art. 7:4 lid 2 Awb (vgl. HR 20 maart 2009, nr. 42232, V-N 2009/15.7). Art. 40 Wet WOZ vormt geen beperking van de op grond van art. 7:4 Awb geldende verplichtingen. Nu de heffingsambtenaar in strijd met art. 7:4 lid 3 Awb de stukken niet voorafgaand aan de hoorzitting ter inzage heeft gelegd, kan aan X niet worden tegengeworpen dat hij eerst tijdens het hoorgesprek om verstrekking van de grondstaffel heeft verzocht. De rechtbank ziet in de schending van art. 7:4 Awb aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van X en het betaalde griffierecht. Tot verlaging van de WOZ-waarde leidt dit echter niet, zodat het beroep van X ongegrond is.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 december