X doet BPM-aangifte voor een kampeerauto. Bij de aangifte wordt gebruik gemaakt van een koerslijst van een soortgelijke gesloten bestelauto en X voldoet aldus € 5373. In geschil is de naheffingsaanslag van € 2390, alsmede de 10% boete. In eerste aanleg weigert Rechtbank Zeeland-West-Brabant de gemachtigde (de heer A) van X wegens het in de pleitnota gebezigde taalgebruik. Er is echter niet meer in geschil dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, zodat terugwijzing volgt naar de inspecteur. X gaat in hoger beroep. Vanwege het onbetamelijke taalgebruik in het hoger beroepschrift wordt de gemachtigde – alsmede twee aan hem gelieerde vennootschappen – geweigerd. X stelt vervolgens een nieuwe gemachtigde aan.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de weigering ten aanzien van de vennootschappen niet terecht is (zie HR 29 januari 2021, 20/02446, V-N 2021/7.16) en herroept in zoverre de eigen tussenuitspraak. Het maakt niet uit dat de gemachtigde en X voorafgaand aan de weigering niet zijn gehoord. De gemachtigde was namelijk al herhaaldelijk geweigerd wegens zijn taalgebruik, bij wege van 'laatste waarschuwing' was hij gemaand zijn onwenselijk geachte gedrag achterwege te laten en hij wist dat anders weigering zou volgen. De gemachtigde kan dus niet zijn overvallen door de weigeringsbeslissing en hij is in zoverre niet benadeeld (art. 6:22 Awb). De weigeringsbeslissing van de rechtbank blijft om dezelfde reden in stand. De rechtbank heeft haar tussenuitspraak terecht in de hoofduitspraak opgenomen en voor een weigeringsbeslissing gelden bovendien geen vormvoorschriften. Het beroep is ook voor het overige ongegrond, met name omdat het materiële geschil al terug is bij de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Algemene wet bestuursrecht 8:25
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 november