Hof 's-Hertogenbosch oordeelt onder verwijzing naar HR 22 maart 2024 (V-N 2024/15.8) dat voor een buitenlands belastingplichtige bij de berekening van de arbeidskorting en het premiedeel van de algemene heffingskorting moet worden uitgegaan van het in Nederland belastbare inkomen uit werk en woning.

X woont in 2018 en 2019 in België en is in loondienst bij een Nederlandse BV. Hij is voor die jaren buitenlands belastingplichtige. Bij de aanslagen IB/PVV 2018 en 2019 wordt rekening gehouden met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. De hoogte van de kortingen houdt partijen verdeeld. De rechtbank oordeelt dat de arbeidskorting moet worden berekend aan de hand van het Nederlandse inkomen. Voor het belasting- en premiedeel van de algemene heffingskorting moet worden uitgegaan van het wereldinkomen. De inspecteur gaat in hoger beroep. X in incidenteel hoger beroep.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat voor een buitenlandse belastingplichtige bij de berekening van de arbeidskorting en het premiedeel van de algemene heffingskorting moet worden uitgegaan van het in Nederland belastbare inkomen uit werk en woning (HR 22 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:470, BNB 2024/56 en V-N 2024/15.8). Wat betreft het belastingdeel van de algemene heffingskorting dient wel rekening te worden gehouden met het wereldinkomen, zodat dezelfde voorwaarden worden toegepast als bij een binnenlands belastingplichtige. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond en het incidenteel hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 7

Wet financiering sociale verzekeringen 8

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Wet inkomstenbelasting 2001 2.1

Wet inkomstenbelasting 2001 2.7

Wet financiering sociale verzekeringen 12

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht, Premieheffing

Editie: 15 november

Informatiesoort: VN Vandaag

52

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen