De Hoge Raad oordeelt dat het werkelijke rendement ook uit ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen bestaat. X heeft niet heeft bewezen wat in 2018 de waardeontwikkeling van zijn aandelen is geweest.
X heeft op 1 januari 2018 een aanzienlijk vermogen dat bestaat uit banktegoeden en aandelen. In de beroepsfase wordt de box 3-heffing ambtshalve verminderd op basis van het Besluit rechtsherstel box 3 (zie V-N 2022/34.3) naar € 790. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat zijn werkelijke rendement nog lager is en oordeelt dat onder werkelijk behaald rendement ook ongerealiseerde waardestijgingen kunnen worden begrepen. Hof Den Haag oordeelt echter dat ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen bij de bepaling van de op rechtsherstel gerichte compensatie buiten beschouwing moeten blijven. X heeft een werkelijk rendement behaald van € 310, zijnde een rente van € 76 en een dividend van € 234. Dit is geen individuele en buitensporige last. Partijen gaan in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het werkelijke rendement ook uit ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen bestaat (zie HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:705, V-N 2024/28.4). De stukken van het geding laten geen andere slotsom toe dan dat X met de gegevens die hij in het geding heeft gebracht niet heeft bewezen wat in 2018 de waardeontwikkeling is geweest van zijn aandelen. Er is geen bewijs geleverd dat het werkelijke rendement op zijn gehele vermogen in box 3 lager was dan het voordeel uit sparen en beleggen waarvan de inspecteur in overeenstemming met de Herstelwet is uitgegaan. Het beroep in cassatie van X is ongegrond. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 2 december
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3