Belanghebbende, X, is huurder van een winkelpand in het centrum van Rotterdam. In geschil is de WOZ-waarde 2016. X bepleit verlaging van de waarde van € 2.266.000 naar € 1.361.000. De WOZ-waarde wordt bepaald door kapitalisatie van de bruto huur. Alleen de huurwaarde is nog in geschil.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de gemeente terecht de eigen jaarhuur van het pand heeft genegeerd bij het bepalen van de WOZ-waarde. Deze eigen huurprijs komt uit een huurovereenkomst van 2009 die in 2014 is verlengd, hetgeen heeft geresulteerd in een verlaging van de huurprijs. Dat laatste acht de rechtbank opmerkelijk omdat in 2014 de markt na de vastgoedcrisis weer was aangetrokken. Het huurcontract dat inzicht zou kunnen geven in de beweegredenen van partijen is niet overgelegd. De rechtbank concludeert dat de eigen jaarhuur niet marktconform is en geeft de voorkeur aan de vergelijking met huurcijfers van vergelijkbare panden die de gemeente heeft gemaakt. Dat deze huurtransacties meer dan een jaar voor of na de peildatum tot stand zijn gekomen, doet daaraan niet af. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat beide partijen hebben verklaard dat er rond de peildatum weinig tot geen bruikbare huurcijfers voorhanden zijn. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde aannemelijk maakt.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 22 oktober