De heer X doet in 2010 BPM-aangifte na de invoer van een gebruikte personenauto. Volgens de aangifte is € 3209 verschuldigd. In afwijking hiervan stuurt de inspecteur een betaalbericht van € 3288. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat deze handelswijze van de inspecteur conform diens eigen standpunt zodanig onjuist is dat er aanleiding is voor vergoeding van de werkelijke kosten die X in redelijkheid in bezwaar en beroep heeft moeten maken. X krijgt een integrale proceskostenvergoeding van € 2000. Partijen gaan in hoger beroep. Niet meer in geschil is dat de BPM moet worden verminderd tot € 2.804 (zie HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19). Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur ongemotiveerd en dus tegen beter weten in zijn standpunt herroept dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die rechtvaardigt dat X recht heeft op vergoeding van de werkelijke proceskosten. Ook voor het hoger beroep heeft X dus recht op vergoeding van de werkelijke proceskosten, zijnde een bedrag van € 3.500 (excl. btw). Met betrekking tot de renteschade wordt overwogen dat in casu het EU-recht is geschonden. De inspecteur moet daarom rente vergoeden over het tijdvak dat begint op de dag na die van de onverschuldigde betaling en eindigt op de dag waarop het bedrag wordt terugbetaald. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 april