Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de werkzaamheden van X als kunstenaar en als docent onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat deze inkomsten één bron van inkomen vormen, namelijk resultaat uit overige werkzaamheden. Van winst uit onderneming is geen sprake.

Belanghebbende, X, is werkzaam als zelfstandig kunstenaar en als docent. Voor zijn werkzaamheden als docent is vereist dat X als ‘professioneel' beeldend kunstenaar werkzaam is. Verder heeft X een eigen galerie. X ontvangt een AOW-uitkering en pensioen. In 2009 geeft X in zijn aangifte een verlies op (na aftrek van de MKB-winstvrijstelling) van € 2317.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de werkzaamheden als kunstenaar en als docent onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat deze inkomsten één bron van inkomen vormen, namelijk resultaat uit overige werkzaamheden. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van winst uit onderneming. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat X verreweg het grootste deel van zijn inkomsten verwerft door tussenkomst van één opleidingsinstituut. De activiteiten als galeriehouder hangen volgens de rechtbank echter niet samen met het kunstenaarschap. Deze activiteiten vormen in het geheel geen bron van inkomen, nu daarmee structureel verlies wordt geleden. X komt niet in aanmerking voor de ondernemersaftrek. Het beroep van X is wel gegrond omdat de inspecteur het resultaat uit overige werkzaamheden te hoog heeft becijferd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 13 juni

34

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen