Lajvér Meliorációs Nonprofit Kft. en Lajvér Csapadékvízrendezési Nonprofit Kft. zijn ‘non-profit-vennootschappen' en zijn opgericht om cultuurtechnische bouwwerken op aan hun vennoten toebehorende percelen grond aan te leggen en vervolgens te exploiteren. De voor de uitvoering van deze bouwwerken noodzakelijke werkzaamheden worden gefinancierd met staatsmiddelen en met middelen van de EU. De vennootschappen mogen gedurende acht jaar een vergoeding voor de exploitatie van de cultuurtechnische bouwwerken in rekening brengen aan de eigenaren. De vennootschappen brengen de btw die aan hen in rekening is gebracht in aftrek. De Hongaarse Belastingdienst is echter van mening dat er geen sprake is van een economische activiteit en staat de aftrek niet toe. De Hongaarse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de werkzaamheden van Lajvér M en Lajvér C een economische activiteit vormen. Niet van belang is volgens het Hof van Justitie EU dat de vennootschappen slechts bijkomstig op commerciële wijze cultuurtechnische bouwwerken exploiteren. Verder overweegt het Hof van Justitie EU nog dat ook niet van belang is dat de bouwwerken grotendeels met staatssteun zijn gefinancierd, en dat de exploitatie ervan slechts inkomsten uit een geringe vergoeding voortbrengt, aangezien deze vergoeding duurzaam is gelet op de periode waarin zij in rekening wordt gebracht. Verder wijst het Hof van Justitie EU er nog op dat de exploitatie van cultuurtechnische bouwwerken bestaat in de verrichting van diensten onder bezwarende titel, omdat er een rechtstreeks verband bestaat met de ontvangen of te ontvangen vergoeding.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 3 juni