Het Hoge Raad arrest over de vermogensrendementsheffing (V-N 2019/30.5) verplicht de Staat om vast te stellen of het rendement gedurende de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2% en zo ja, om deze schending te herstellen. Dat stelt de parlementair advocaat in een advies dat op verzoek van de Tweede Kamer is uitgebracht (V-N 2019/34.7 en V-N 2019/48.6).

De Staat is vrij om te kiezen hoe hij de schending herstelt, mits sprake is van een adequaat herstel. Herstel zonder ingrijpen van de wetgever lijkt echter niet goed denkbaar. Ook concludeert de advocaat:

  • Dat de massaal bezwaarprocedure eindigt met een collectieve uitspraak (V-N 2019/36.6);

  • Dat een individuele rechtsgang bij het EHRM geen zin heeft nu het standpunt van de Hoge Raad reeds bekend is;

  • Dat een procedure bij het EHRM alleen kan gaan over de vraag of een recht uit het EVRM is geschonden en eventueel of een billijke genoegdoening moet worden toegekend;

  • Dat voor een individuele beslissing geen inhoudelijke beoordeling hoeft plaats te vinden, waardoor de werkdruk voor de Belastingdienst is te overzien.

Lees ook het thema Box 3.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 18 oktober

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen