Hof Amsterdam oordeelt dat het de wetgever vrij stond om de waarderingsregels van art. 13bis Wet LB in de wet op te nemen.

 

Aan belanghebbende, X, is door zijn werkgever in 2008 een auto van de zaak ter beschikking gesteld. Ex art. 13bis Wet LB is bij de LB-inhouding en het vaststellen van de IB-aanslag 2008 rekening gehouden met een bijtelling van 25% van de cataloguswaarde van de auto. X stelt dat de bijtelling moet worden gebaseerd op art. 13 lid 2 Wet LB en dat geen rekening moet worden gehouden met art. 13bis Wet LB.

Hof Amsterdam oordeelt dat het de wetgever vrij stond om de waarderingsregels van art. 13bis Wet LB in de wet op te nemen. Hieraan doet volgens het hof niet af dat vóór de invoering van art. 13bis Wet LB reeds in art. 13 lid 2 Wet LB voorzien was in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de waardering van niet in geld genoten loon. Het hof verwerpt ook de stelling van X dat de bijtelling in strijd is met het non-discriminatiebeginsel, omdat de bijtelling afhankelijk is van de hoogte van het gehalte aan CO2-uitstoot van de auto. Het hof verwijst daarbij naar de uitspraak van Rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2010 en het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2011 in een vergelijkbare zaak. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 5 februari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen