Belanghebbende, X, heeft het recht van erfpacht van een aantal percelen in de Waddenzee die kwalificeren als natuurterreinen als bedoeld in art. 116 onderdeel c Wschw. Zij stelt dat de aanslag watersysteemheffing moet worden vernietigd, omdat de heffingsambtenaar niet bevoegd is tot watersysteemheffing ten laste van de onderhavige percelen en de verordening onverbindend is. X voert daartoe aan dat, hoewel de percelen behoren tot het gebied van het Wetterskip Fryslân, zij niet de waterstaatkundige verzorging van de percelen ten doel of als taak hebben. Het beheer ervan berust namelijk bij Rijkswaterstaat. Als gevolg daarvan heeft het Wetterskip Fryslân geen belang bij enige watersysteemzorg-taakuitoefening bij de percelen, waardoor de watersysteemheffing ten laste van de percelen tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt, die de wetgever niet kan hebben gewild.
De Hoge Raad oordeelt, anders dan A-G IJzerman, dat het waterschap niet bevoegd is aanslagen watersysteemheffing op te leggen voor percelen gelegen in de Waddenzee. Volgens de Hoge Raad kan de Waddenzee namelijk niet worden gerekend tot het gebied van het Waterschap. De Waddenzee is een watersysteem dat in beheer is bij het Rijk. Bij ministeriële regeling kan weliswaar een niet tot het Rijk behorend lichaam zoals het waterschap worden aangewezen als lichaam dat geheel of gedeeltelijk is belast met het beheer van daarbij aangewezen rijkswateren. Uit de relevante regelgeving, in dit geval het Reglement van het Wetterskip Fryslân, kan echter niet worden afgeleid dat de beheerstaak van het Waterschap zich uitstrekt tot de Waddenzee. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en vermindert de aanslag watersysteemheffing.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 juni