De Staatssecretaris van Financiën heeft het verzamelbesluit over pensioenen van 11 december 2018 (V-N 2019/6.8) gewijzigd. De wijzigingen betreffen de aanpassing van onderdeel 5.4 en de toevoeging van een nieuw onderdeel 5.5.
Onderdeel 5.4 (nieuw) bevat de te stellen voorwaarden, bedoeld in art. 38p lid 5 Wet LB 1964 voor het geruisloos aanwenden van een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting ter verkrijging van een lijfrenteverzekering, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht indien de termijnen uit deze oudedagsverplichting reeds zijn ingegaan. Onderdeel 5.5 (nieuw) bevat de te stellen voorwaarden, bedoeld in art. 10a.18 lid 5 Wet IB 2001 voor het geruisloos aanwenden van een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting ter verkrijging van een lijfrenteverzekering, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht op een tijdstip later dan het jaar waarin de belastingplichtige aan wie de lijfrentetermijnen toekomen, de leeftijd heeft bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd.
Verder zijn in het besluit enkele redactionele wijzigingen aangebracht en twee onjuiste verwijzingen hersteld.
Het besluit treedt in werking op 4 maart 2023 en wel met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2017.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 10a.18
Wet op de loonbelasting 1964 38p
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 6 maart