België wijzigt op 1 december 1977, vlak vóór de invoering van de Zesde btw-richtlijn per 1 januari 1978, zijn btw-wetgeving met betrekking tot reizen buiten de EU. België omzeilt hierdoor de standstill-bepaling van art. 28 lid 3 Zesde btw-richtlijn. Deze bepaling regelt dat de bedoelde reizen alleen belast mogen blijven als ze vóór de invoering van de Zesde btw-richtlijn reeds belast werden. Jetair NV organiseert vakantiereizen waarbij zij een beroep doet op de diensten van derden, met name hotels en luchtvaartmaatschappijen. Volgens Jetair zijn reizen buiten de EU niet onderworpen aan btw-heffing. Jetair dient daarop een verzoek om teruggaaf van de over deze reizen betaalde btw in. De Belgische Belastingdienst wijst dit verzoek af. De Belgische rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat België vlak vóór de invoering van de Zesde btw-richtlijn zijn btw-wetgeving met betrekking tot reizen buiten de EU wijzigt. Het HvJ EU merkt verder nog op dat België het EU-recht niet schendt door diensten van reisbureaus die betrekking hebben op reizen buiten de Europese Unie, niet gelijk te stellen aan vrijgestelde handelingen van tussenpersonen en deze diensten aan de btw-heffing te onderwerpen. Het HvJ EU stelt hierbij wel als voorwaarde dat deze diensten op 1 januari 1978 werden belast.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 14 maart