Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de pensioenaanspraak van de directeur-grootaandeelhouder feitelijk als voorwerp van zekerheid voor de schulden aan zijn bv is gaan dienen. De waarde in het economische verkeer van de pensioenaanspraak dient als loon uit vroegere dienstbetrekking in aanmerking te worden genomen.

X is directeur-grootaandeelhouder van Y bv. Y bv heeft aan X per ultimo 2015 in totaal voor € 2.044.102 aan leningen verstrekt. Op de balans van Y bv staat ultimo 2015 ook een pensioenverlichting ten gunste van X met een waarde in het economische verkeer van € 1.008.769. Y bv houdt ook een 25% belang in Z bv. X heeft zich borg gesteld voor door derden aan Z bv verstrekte kredietfaciliteiten. Z bv gaat op 25 augustus 2015 failliet. De derde partijen spreken X aan voor een bedrag van ongeveer € 1.000.000 als borg tot nakoming van zijn verplichtingen. X wijzigt zijn huwelijkse voorwaarden op 12 augustus 2016 met terugwerkende kracht tot 31 december 2015, waarbij de onroerende zaken toekomen aan zijn echtgenote. De inspecteur neemt het standpunt in dat de lening (€ 2.044.102) verminderd met de pensioenaanspraak (€ 1.088.769) ultimo 2015 een uitdeling is aan X. De inspecteur legt hiertoe voor de helft van dit bedrag, zijnde € 517.666, op grond van de toerekenregels uit de inkomstenbelasting een navorderingsaanslag op.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van een uitdeling ultimo 2015. De inspecteur slaagt volgens de rechtbank niet in zijn bewijslast aangezien niet blijkt dat Y bv zijn vordering per 31 december 2015 prijsgeeft. Het beroep van interne compensatie van de inspecteur slaagt wel. De inspecteur maakt aannemelijk dat X ultimo 2015 niet meer beschikte over voldoende inkomen of vermogen waarmee hij aan de aflossingsverplichting voor de lening kon voldoen, zonder (jaarlijkse) verrekening van de pensioenuitkering met de openstaande schuld. X beschikte namelijk blijkens zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 over een negatief eigen vermogen, is in de loop van het jaar 2015 aangesproken als borg voor circa € 1.000.000 en had na het met terugwerkende kracht opmaken van huwelijksvoorwaarden op 31 december 2015 nog enkel onroerend goed in bezit met een beperkte waarde. De inspecteur heeft onbetwist gesteld dat belanghebbende na 2015 onvoldoende inkomen genereerde om aan zijn aflossingsverplichting te voldoen. Hierdoor is aannemelijk geworden dat de pensioenaanspraak op 31 december 2015 feitelijk voorwerp van zekerheid is geworden. Het beroep op interne compensatie slaagt. De navorderingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 juni

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen