Advocaat-generaal Niessen stemt in met de beslissing van Hof 's-Gravenhage dat bij het snoeien van struiken en bomen voor de verkoop van snijgroen het in stand houden van het bos op de voorgrond staat. De winst behaald met de verkoop van het snijgroen valt daarom onder de bosbouwvrijstelling.

Belanghebbende, X, drijft samen met zijn vader een tuindersbedrijf. De activiteiten bestaan uit het kweken van planten in potten en uit het snoeien van bomen en struiken voor de verkoop van snijgroen. Deze bomen en struiken staan reeds vele jaren in de volle grond op twee percelen. In geschil is of X recht heeft op de bosbouwvrijstelling voor de winst behaald met het snoeien van bomen en struiken voor de verkoop van snijgroen. Niet in geschil is dat er sprake is van een bos. Het gaat om de vraag of in het onderhavige geval het in stand houden van het bos op de voorgrond staat. Hof 's-Gravenhage beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daarbij dat het snijden van zijtakken om reden van de verkoopopbrengst niet in strijd komt met de eis van instandhouding van de houtopstand. Verder overweegt het hof dat niet in geschil is dat de onderhavige bomen en struiken in stand worden gehouden doordat X niet meer kapt dan normaal bosbeheer meebrengt en zo nodig herplanting plaatsvindt.

Advocaat-generaal Niessen stemt in met de beslissing van Hof 's-Gravenhage dat bij het snoeien van struiken en bomen voor de verkoop van snijgroen het in stand houden van het bos op de voorgrond staat. De A-G meent dat uit de rechtspraak en literatuur blijkt dat algemeen wordt aangenomen dat de vrijstelling voor bosbouw impliceert dat opbrengsten uit de exploitatie van bos worden vrijgesteld mits deze niet aan de instandhouding van het bos afbreuk doen, en dat door deze vrij te stellen – in overeenstemming met de wens van de wetgever – voorwaarden worden geschapen die een bijdrage leveren aan de bevordering en instandhouding van het bosbezit. Hetgeen door de staatssecretaris tegen deze visie is aangevoerd, geeft geen aanleiding aan de juistheid daarvan te twijfelen. De staatssecretaris trekt ten onrechte de vergelijking met de (niet vrijgestelde) fruitteelt aangezien snijgroen niet kan worden aangemerkt als vrucht van een boom. Ook de vergelijking van de staatssecretaris met boomkwekersbedrijven – waar het kweken van bomen centraal staat – houdt geen stand. Terecht oordeelde het hof dat X recht heeft op de bosbouwvrijstelling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.11-1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad, Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 11 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen