Rechtbank Haarlem oordeelt dat de winst die X realiseert bij de verkoop van landbouwgrond aan het Hoogheemraadschap grotendeels onder de landbouwvrijstelling valt.

Belanghebbende, X, is een akkerbouwer die in maatschapsverband samenwerkt met zijn echtgenote en zijn zoon. X verkoopt in 2004 landbouwgrond aan het Hoogheemraadschap die de grond gebruikt om grond te ruilen met andere agrariërs met als doel de ecologische hoofdstructuur te verbeteren. In geschil is tot welk bedrag de landbouwvrijstelling van toepassing is op de winst die X realiseert bij de verkoop van het perceel aan het Hoogheemraadschap.

Rechtbank Haarlem volgt het standpunt van de agrariër dat sprake is van voortzetting van de aanwending van het perceel in het kader van een landbouwbedrijf. Het perceel is immers na de overdracht aan het Hoogheemraadschap op dezelfde dag overgedragen aan een andere agrariër (Y) waarbij de bestemming van de grond en het feitelijk gebruik ervan ongewijzigd zijn gebleven. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat beide partijen niet aannemelijk maken dat de door hen voorgestane waarde van het perceel als WEVAB (waarde in het economische verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik) moet worden aangemerkt. Gelet hierop bewijst X niet dat de door hem gerealiseerde waardeverandering van het perceel volledig is toe te rekenen aan de ontwikkeling van de waarde bij voortzetting van het agrarisch gebruik. Een gedeelte van de waardestijging is toe te rekenen aan de tussenkomst van het Hoogheemraadschap die het perceel gebruikt als ruilmiddel, aldus de rechtbank. In zoverre valt de winst niet onder de landbouwvrijstelling. De rechtbank stelt de WEVAB van het perceel in goede justitie vast en houdt daarbij rekening met het feit dat X weet dat Y is geïnteresseerd in het aan diens huis en landbouwgrond grenzende perceel en daarom bereid is een hogere prijs te betalen dan een willekeurige derde, dat het perceel van X hoger van kwaliteit is dan de gronden die de inspecteur ten grondslag legt aan zijn taxatie en het prijsopdrijvende effect van het belang van het Hoogheemraadschap om de grond als ruilmiddel te verkrijgen. Per saldo wordt € 15.305 minder winst belast. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond  

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 8 november

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen