Belanghebbende, X, start in 2008 een initiatief om, op ‘no-cure-no-pay-basis, een schadevergoeding te verkrijgen van loterijorganisatie A. De daartoe opgerichte onderneming brengt hij in Z bv in. Verder richt hij ook stichting K op, om een collectieve actie te kunnen instellen namens de gedupeerden. Op advies van een fiscalist richt X medio 2014 Q op. Deze vennootschap is gevestigd op Isle of Man. Vervolgens sluiten diverse partijen een cessieovereenkomst waarbij voor € 25.000 de rechten uit de collectieve actie worden overgedragen aan Q. In de jaren daarna wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen X. Naar aanleiding van dit onderzoek stelt de inspecteur dat onzakelijk is gehandeld bij de overdracht van de rechten en legt hij een IB-navorderingsaanslag op aan X. Daarbij wordt uitgegaan van een a.b.-inkomen van € 15,1 mln. X is het hier niet mee eens.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat sprake is van een winstuitdeling. X is namelijk in zijn hoedanigheid van aandeelhouder bevoordeeld omdat de potentiële vorderingen zijn overgedragen van de ene zustervennootschap aan de andere zustervennootschap voor een prijs die veel lager is dan de werkelijke waarde van die potentiële vorderingen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat een schadevergoeding van € 2222 per deelnemer een redelijk uitgangspunt is voor de berekening van de opbrengst. Voor de ‘no-cure-no-pay’-vergoeding sluit de rechtbank zich aan bij het door de inspecteur gehanteerde percentage van 17,5%. Dit leidt er toe dat de correctie moet worden verminderd naar € 13,6 mln. Omdat het beroep van de inspecteur op interne compensatie slaagt voor een bedrag van € 1,6 mln blijft de navorderingsaanslag in stand. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 21 juni