Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X in Nederland woonde, maar dat hem niet kan worden verweten dat hij aangifte IB/PVV heeft gedaan alsof hij niet in Nederland woonde.

Belanghebbende, X, is door de strafrechter onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor het medeplegen van gewoontewitwassen. In geschil is of X bedragen die hij volgens de bewezenverklaring in deze strafzaak heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad, heeft genoten als resultaat uit overige werkzaamheden. Verder is onder meer in geschil de woonplaats van X.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X in Nederland woonde, maar dat hem niet kan worden verweten dat hij aangifte IB/PVV heeft gedaan alsof hij niet in Nederland woonde. Op dit punt is er bij X geen kwade trouw en is het niet mogelijk de tweede primitieve aanslagen te converteren in navorderingsaanslagen (nu een nieuw feit ontbreekt). Hierdoor vervallen enige correcties. De rechtbank laat de overige correcties in stand, aangezien daar wel sprake is van kwade trouw. Dit betreft onder meer de correcties ten aanzien van de bedragen die X volgens het arrest in de strafzaak heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad. Mede door het vervallen van genoemde correcties verlaagt de rechtbank de opgelegde boetes.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.1

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 3 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen