Advocaat-generaal Ettema concludeert dat de woning niet een tot het bedrijf van X vof behorend goed is. Van belang daarbij is namelijk wie de macht heeft om als eigenaar over het goed te beschikken. X vof is dan geen BTW verschuldigd voor het privégebruik van de woning.
A en B, de twee vennoten van belanghebbende, X vof, zijn met elkaar getrouwd en kopen in 2006 gezamenlijk grond waarop zij een woning laten bouwen. De woning wordt deels voor bedrijfsdoeleinden van X vof gebruikt. X vof vraagt de BTW op de aankoop- en bouwkosten volledig terug. In 2015 geeft X vof BTW over het privégebruik van de woning aan, maar gaat hiertegen in bezwaar. De rechtbank oordeelt dat X vof btw over het privégebruik verschuldigd is. Het hof oordeelt van niet. De staatssecretaris gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Ettema concludeert dat de woning niet een tot het bedrijf van X vof behorend goed is en dat geen BTW is verschuldigd voor het privégebruik. Van belang is namelijk wie de macht heeft om als eigenaar over het goed te beschikken. Bij de vaststelling wie over deze macht beschikt, is volgens de A-G in het bijzonder van belang de aard van het goed dat is afgenomen in relatie tot de aard van de onderneming van de vof. Verder is van belang of het goed wordt gebruikt voor de economische activiteit van de vof, hetgeen is overeengekomen in de vof-overeenkomst en het antwoord op de vraag of gelet op onder meer overeenkomsten en facturen al dan niet in naam van de vof is gehandeld. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren, maar merkt daarbij wel op dat de uitspraak van het hof in enige mate tekortschiet. Het hof heeft namelijk niets vastgesteld over de hoedanigheid waarin de vennoten de opdracht tot de bouw van de woning hebben gegeven of waarin zij de privaatrechtelijke eigendom van de woning houden.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 september
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel