A, de vader van belanghebbende, X, houdt aandelen in C bv. In 1996 geeft C bv een preferent aandeel uit aan X. C bv koopt in 2001 een woning. Het betreft de woning die is gelegen naast de woning die A bewoont. C bv verkoopt deze woning vervolgens weer aan X, die de woning weer aan C bv verhuurt. In 2007 geniet X € 43.560 aan huurinkomsten uit de woning. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat er sprake is van ROW, en legt een IB-navorderingsaanslag op aan X.
Hof Den Haag oordeelt dat er geen sprake is van een terbeschikkingstelling in de zin van art. 3.91 of 3.92 Wet IB 2001. Het hof overweegt daarbij dat aan de tbs-regeling een economische benadering ten grondslag ligt. Vervolgens stelt het hof vast dat X het pand in feite aan zijn vader in privé ter beschikking heeft gesteld, met C bv als doorgeefluik. Hieraan doet volgens het hof niet af dat de VPB-inspecteur aftrek van de door C bv betaalde huur heeft geaccepteerd. Het hof vernietigt de navorderingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91 + 3.92