Hof Amsterdam oordeelt dat de woning van A en B tot het ondernemingsvermogen van vof X behoort. Vof X moet omzetbelasting aangeven over het privégebruik van de woning.

A en B, echtgenoten, zijn vennoten van vof X en kopen grond waarop zij een woning bouwen. Tevens zijn A en B maat in een maatschap. A en B merken de woning volledig aan als ondernemingsvermogen van hun maatschap. De maatschap sluit een huurovereenkomst met vof X voor de verhuur van de kantoor- en bedrijfsruimte. De inspecteur stelt dat vof X over 2013 tot en met 2015 te weinig omzet aangeeft in verband met een fictieve dienst bestaande uit de verhuur van de woning. A en B stellen dat de woning geen deel uitmaakt van het ondernemingsvermogen van vof X. Over 2016 legt de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting op in verband met onttrekking van de woning door beëindiging van de onderneming. Vof X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat de woning tot het ondernemingsvermogen van vof X behoort aangezien zij de macht had als eigenaar hierover te beschikken, en verwijst naar HR 17 december 2021, 19/05647, BNB 2022/23, V-N 2022/2.11 ter motivering. De naheffingsaanslagen over december 2013, 2014 en 2015 zijn dan ook terecht opgelegd. Ook oordeelt het hof dat per 1 januari 2016 de onderneming is beëindigd en dat sprake is van een onttrekking van de woning. De naheffingsaanslag over januari 2016 is eveneens terecht opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 30 maart

59

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen