Belanghebbende, X, verzoekt in bezwaar om verhoging van de WOZ-waarde 2016. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond met als argument dat er geen wettelijke basis is om de WOZ-waarde te verhogen. In beroep bepleit X verhoging van € 120.000 naar € 160.000. Als reden voor zijn verzoek wijst X op zijn voornemen de woning (op termijn) te verkopen en op de mogelijke onteigening.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat een belanghebbende in bezwaar en beroep ook een hogere WOZ-waarde mag bepleiten en daarbij geacht wordt een belang te hebben. Daarvoor geldt niet de eis uit art. 28 Wet WOZ dat het waardegegeven gebruikt wordt met het oog op de toepassing van een wettelijk voorschrift. X heeft voldoende procesbelang bij een hogere WOZ-waarde, namelijk een mogelijke verkoop van zijn woning of een mogelijke onteigening. Het hof stemt in met de beslissing van de rechtbank om de WOZ-waarde te verhogen naar € 160.000. Terecht heeft de rechtbank de aanslag OZB ongemoeid gelaten. De bevoegdheid om in verband met de hogere WOZ-waarde na te vorderen berust bij de heffingsambtenaar en niet bij de rechter. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is ongegrond.
Lees ook het thema over de WOZ.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 27 december