Hof Amsterdam oordeelt dat het OVB-tarief voor woningen niet van toepassing is op de short stay units in het pand. De units zijn naar hun aard niet bestemd voor bewoning.

Belanghebbende, X bv, verkrijgt op 4 juni 2018 de helft van de aandelen in G bv. Tot de bezittingen van G bv, een OZR (art. 4 WBR), behoort een pand van zeven verdiepingen. Dit pand is verbouwd van kantoorruimtes tot units (appartementen). De units worden op short stay-basis als appartementen verhuurd aan particulieren voor maximaal een half jaar. In geschil is het OVB-tarief. Volgens X bv kwalificeert het pand gedeeltelijk als woningen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het OVB-tarief voor woningen niet van toepassing is op de units in het pand. De units zijn naar hun aard niet bestemd voor bewoning.

Hof Amsterdam volgt het oordeel van de rechtbank. Uit het van toepassing zijnde toetsingskader volgt dat het aanvankelijk als kantoorgebouw gestichte pand is verbouwd tot een gebouw met units bestemd voor zogenoemd short-stay verblijf, die niet zijn aan te merken als woningen. Van belang is dat de units op de vierde tot en met zesde verdieping geen eigen geregistreerd huisnummer hebben en geen deurbel. Daarnaast wijst het hof er op dat bezoekers gebruik moeten maken van de receptie van het restaurant, waar zich ook een voorziening bevindt voor het verzamelen van post. Ook is van belang dat de bestemming van de units als niet-woning mede valt af te leiden uit de beschrijving bij de plattegronden uit het bouwdossier en enkele andere documenten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 9 september

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen