X en Y hebben op 12 augustus 2022 een woning gekocht voor € 535.000 en € 10.700 aan overdrachtsbelasting voldaan. Op 21 september 2022 maken zij bezwaar tegen de voldoening op aangifte, omdat zij menen aanspraak te kunnen maken op de startersvrijstelling. Zij stellen dat de woningwaardegrens discriminatoir, arbitrair en onrechtvaardig is. Volgens hen zou het bedrag van de woningwaardegrens als belastingvrije voet moeten functioneren, waarbij alleen het gedeelte van de koopprijs boven de grens belast zou moeten worden. De inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond, waarna X en Y beroep instellen. De inspecteur stelt dat de woningwaardegrens een keuze van de wetgever is die niet elke redelijke grond mist.
In geschil is of X en Y recht hebben op de startersvrijstelling bij de verkrijging van hun woning.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de woningwaardegrens bij de startersvrijstelling niet evident van redelijke grond ontbloot is. De wetgever heeft deze grens ingevoerd om minder vermogende huizenkopers te ondersteunen. De wetgever heeft een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van fiscale regels, tenzij deze evident van redelijke grond ontbloot zijn. De woningwaardegrens is gebaseerd op onderzoek en parlementaire afwegingen, en is bedoeld om starters op de woningmarkt te helpen. De rechtbank verwerpt het standpunt van X en Y dat de grens discriminatoir is en verklaart het beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 20 maart
Informatiesoort: VN Vandaag