Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de gehele bebouwde eigendom terecht als één onroerende zaak heeft aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, en zijn echtgenote zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaren van een woonbedrijfspand waarvan de WOZ-waarde 2015 is vastgesteld op € 159.000. De heffingsambtenaar van GBLT legt aan X een aanslag OZB eigenarenbelasting op en een aanslag gebruikersbelasting naar een grondslag van € 84.000, zijnde de waarde van het bedrijfsdeel. X stelt dat sprake is van drie WOZ-objecten in plaats van één.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 28 november 2017, 16/01426, V-N Vandaag 2017/2909) oordeelt dat de heffingsambtenaar de gehele bebouwde eigendom terecht als één onroerende zaak heeft aangemerkt. De woning op de begane grond en de bedrijfsruimte zijn weliswaar voldoende zelfstandig om als aparte WOZ-objecten aangemerkt te worden, maar omdat ze allebei in gebruik zijn bij X vormen zij een samenstel. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijfsruimte (exclusief) wordt gebruikt door zijn zoon. Voor de woning op de eerste verdieping, die ook exclusief in gebruik zou zijn bij de zoon, is niet aannemelijk dat hier sprake is van een zelfstandig bruikbaar gedeelte. X heeft de heffingsambtenaar toegang tot de ruimte geweigerd en heeft ook geen foto’s of andere bewijsmiddelen overgelegd. Dit betekent dat ook de woning op de verdieping behoort tot het samenstel.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen