Rechtbank Zeeland-West-Brabant vermindert de heffingsgrondslag OZB-gebruikersbelasting van een woonzorgcentrum vanwege toepassing van de woondelenvrijstelling.

X is eigenaar en gebruiker van een woonzorgcentrum (hierna: wzc) ten behoeve van mensen met een verstandelijke beperking en/of psychische problemen. Het wzc bestaat uit meerdere (woon- en niet-woon)gebouwen, waaronder een deels monumentaal hoofdgebouw, een kapel en moderne woonpaviljoens. Het terrein van het wzc is voor een groot deel bestemd en in gebruik voor recreatie ten behoeve van de bewoners. X komt in beroep tegen de, na bezwaar, vastgestelde WOZ-waarde van het wzc voor het jaar 2016 van € 39.016.000 en de aanslag OZB-gebruikersbelasting naar een heffingsgrondslag van € 13.842.000.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de WOZ-waarde van het wzc niet te hoog vastgesteld. Bij de taxatie is uitgegaan van de taxatiewijzers naar de waardepeildatum 1 januari 2015. Daarin is reeds, naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2015, V-N 2015/15.20 over de werktuigenvrijstelling bij een ziekenhuis, rekening gehouden met een afwaardering in het kader van de werktuigenvrijstelling. De rechtbank verlaagt wel de heffingsgrondslag OZB-gebruikersbelasting tot € 5.505.157in verband met de woondelenvrijstelling. Volgens de rechtbank volgt de restgrond de verhouding tussen de woondelen en niet-woondelen van de opstallen. Het beroep van X is op dit punt gegrond.

artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel e, Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ

werktuigenvrijstelling

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Gemeentewet 220e

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 7 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen