Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de WOZ-waarde van de garageboxen te hoog is vastgesteld op € 20.000 per garagebox. De rechtbank verlaagt de waarde naar € 18.000 per garagebox.

X is eigenaar van acht garageboxen gebouwd in 1975. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde van de garageboxen op 1 januari 2022 vast op € 20.000 per garagebox en legt aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) op voor het jaar 2023. X maakt bezwaar tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt beroep in bij de rechtbank. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde met een matrix van vergelijkingsobjecten, waaronder garageboxen die in 2023 zijn verkocht voor bedragen tussen € 18.000 en € 24.500. X betoogt dat de verkoopprijs van één van de vergelijkingsobjecten niet representatief is omdat deze is gekocht door de eigenaar van de woning die aan die garagebox was aangebouwd, waardoor deze eigenaar meer betaald heeft voor de garagebox dan de gangbare marktwaarde. In geschil is of de WOZ-waarde van de garageboxen te hoog is vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat de waarde van € 20.000 per garagebox juist is. De rechtbank bepaalt de waarde op de waardepeildatum schattenderwijs op € 18.000. Daarbij acht de rechtbank van belang dat een garagebox in 2022 is verkocht voor € 20.500 en de gemiddelde verkoopsom van twee andere garageboxen in 2023 € 19.500 was. Met enige indexering lijkt een waarde van € 18.000 per 1 januari 2022 passend. De rechtbank vermindert de aanslagen OZB dienovereenkomstig en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan X moet vergoeden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Editie: 5 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen