Belanghebbende, X, is eigenaar van een vrijstaand kantoorpand waarvan de WOZ-waarde 2015 is vastgesteld op een bedrag van € 604.000. Rechtbank Den Haag verlaagt in beroep de waarde naar € 580.000. De heffingsambtenaar stelt hoger beroep in.
Hof Den Haag (MK I, 22 februari 2017, BK-16/00401, V-N Vandaag 2017/585) oordeelt in navolging van de rechtbank dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat de WOZ-waarde van het kantoorpand van X € 604.000 dient te bedragen. De heffingsambtenaar heeft de kapitalisatiefactor onderbouwd aan de hand van de taxatiewijzer van de VNG, maar de publieksversie van de taxatiewijzer geeft geen marktgegevens of objectieve gegevens ter onderbouwing van de daarin gemaakte keuzes van een bepaald percentage binnen een bandbreedte of matrix. Ook de door de heffingsambtenaar ingebrachte onderbouwing van de kapitalisatiefactor met verkoopcijfers schiet tekort. Het hof stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 590.000. In zoverre is het hoger beroep van de heffingsambtenaar wel gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 17 augustus