Hof Den Haag beslist dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van een monumentale woning aan een stadspark, met behulp van vergelijkingsobjecten, niet te hoog heeft vastgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X is eigenaresse van een monumentale woning gelegen aan een stadspark. In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2016 te hoog heeft vastgesteld.
Volgens Hof Den Haag (V-N Vandaag 2019/961) heeft de heffingsambtenaar de door hem verdedigde waarde van de woning ad € 431.000 bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Dit blijkt uit de door hem bij de nadere stukken overgelegde matrix. Met de verschillen in inhoud, kwaliteit, onderhoud en uitstraling tussen de woning van X en de vergelijkingsobjecten is voldoende rekening gehouden. Bij de waardering gaat om de koper die bereid is de hoogste prijs te bieden in de markt. Degenen die de door X geschetste nadelen zien, zullen niet degenen zijn die bereid blijken de hoogste prijs voor een pand te bieden. Het hoger beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17 lid 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 november