X is eigenaar van een voormalig kloostercomplex dat aangemerkt is als NSW-landgoed. Bij het bepalen van de WOZ-waarde van een dergelijk complex mag de gemeente alleen de waarde van gebouwde eigendommen meenemen. Partijen zijn het eens over de vastgestelde brutomarktwaarde van het landgoed, maar partijen discussiëren over de kwalificatie van de buiten aanmerking te laten onbebouwde gronden als natuurterrein en bos/houtopstand. X stelt dat de gemeente een te lage waarde aan de (vrijgestelde) gronden heeft gegeven en daardoor een te hoge waarde aan de opstallen.
Rechtbank Midden-Nederland is het eens met de eigenaar van een NSW-landgoed dat de gemeente de (vrijgestelde) gronden op het landgoed veel te laag heeft gewaardeerd. De rechtbank is met X van oordeel dat die gronden een substantieel hogere waarde hebben dan die van natuurterreinen en/of bosgrond, omdat het hier gaat om een historische binnenplaats. Gevolg van de te lage grondwaardering is dat de heffingsambtenaar bij de toepassing van de NSW-landgoederenregeling een (veel) te klein deel van de brutomarktwaarde buiten aanmerking heeft gelaten. De rechtbank stelt de WOZ-waarde van het landgoed schattenderwijs vast op € 1.500.000.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Editie: 30 augustus