Rechtbank Noord-Holland kent X geen proceskostenvergoeding toe. De bestreden navorderingsaanslag is in de bezwaarfase niet herroepen wegens een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid, maar vanwege de pas in de bezwaarfase door X overgelegde bewijsmiddelen voor de geclaimde giftenaftrek.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X vof aannemelijk maakt dat de behandelingen van een registerpodoloog van gelijkwaardige kwaliteit zijn als dezelfde behandelingen van een podotherapeut die onder de Wet BIG valt.

Het besluit noodmaatregelen coranacrisis van 16 juni 2020 (V-N 2020/31.3) is opnieuw gewijzigd op 5 augustus 2020. De wijziging betreft een tekstuele wijziging en aanvulling in onderdeel 1 en de toevoeging van twee goedkeuringen aan onderdeel 2. Deze onderdelen gaan over het tijdstip van verschuldigdheid van energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) bij de levering of verbruik van aardgas en elektriciteit.

Rechtbank Den Haag besluit om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over de BTW-aftrek bij mining-activiteiten. De rechtbank overweegt daarbij dat een bewijsprobleem ontstaat omdat het niet redelijkerwijs mogelijk is om de precieze afnemers van de diensten te lokaliseren.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de heffingsambtenaar met het gebruik van Taxatiewijzers de WOZ-waarde van de onroerende zaak van X niet te hoog heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft het object terecht afgebakend als niet-woning. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar bij de waardering van het clubhuis met de waterskibaan terecht een coronakorting van 10% heeft gehanteerd. Wel heeft X alsnog recht op een immateriële schadevergoeding.

Het Gemeenschappelijk Hof oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de waarde van de onroerende zaak moet worden vastgesteld op NAf 90.000. De aankoopprijs uit 2003 kan niet worden gebruikt omdat deze in een te ver verleden tot stand is gekomen.

Hof Amsterdam matigt de eerder toegekende € 500 tot € 50. Dit vloeit voort uit het relatief geringe en puur financiële belang van € 64,30, het is een gebruikelijke en kortdurende beschikking, het is een eenvoudige zaak met reeds vele malen verworpen standaardklachten en X loopt geen risico op proceskosten.