X, een vastgoedbeleggingsfonds, is eigenaar van een kantoorpand. X heeft het pand in 2008 in verhuurde staat aangekocht voor € 1.975.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Wijchen stelt de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2013 vast op € 1.315.000. Het pand is in april 2015 bij overeenkomst verkocht voor € 705.000 en is, na een gelegd beslag, pas in december 2015 geleverd. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk maakt. Door het verschil met de in werkelijkheid gebleken verhuurbaarheid/leegstand en de gehanteerde huurwaarde mist het door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport en de daarop gegeven toelichting in dit geval voldoende overtuigingskracht. Het neemt daarbij de gerealiseerde verkoopopbrengst van het object in april 2015 in aanmerking. Niet aannemelijk is dat dit grote verschil kan worden verklaard door de omstandigheden waaronder het object is verkocht. Ook al was sprake van fraude bij X en zijn bestuurders van X strafrechtelijk veroordeeld, en verkeerde X financieel in zwaar weer, dan nog valt niet in te zien waarom X bij verkoop genoegen zou hebben genomen met een lagere verkoopprijs dan de werkelijke marktwaarde op dat moment. Het hof volgt het subsidiaire standpunt van X dat de waarde van het object niet hoger gesteld kan worden dan € 950.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 28 september