Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning voor de jaren 2019 en 2020 niet te hoog is vastgesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X is huurder van een benedenwoning met een vrijstaande berging/schuur en een tuin. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de woning voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 156.000 en voor het kalenderjaar 2020 op € 184.000. X heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikkingen en bepleit in beroep een waarde van € 100.000 voor beide kalenderjaren. In geschil is of de WOZ-waarde voor 2019 en 2020 niet te hoog is vastgesteld.
Hof Amsterdam (V-N 2024/7.1.8) oordeelt dat de heffingsambtenaar met de door hem overgelegde taxatierapporten en de ter zitting gegeven toelichting aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde voor beide jaren niet te hoog heeft vastgesteld. X stelt ten onrechte dat een taxatierapport slechts kan worden uitgebracht door een taxateur die volledig onafhankelijk is van de heffingsambtenaar. De taxatie is immers met objectieve gegevens onderbouwd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 22
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Editie: 23 april
Informatiesoort: VN Vandaag