X is eigenaar en gebruiker van een publiek toegankelijk binnenzwembad. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor belastingjaar 2019 vast op € 755.000. X komt in beroep. In geschil is de levensduur van de ruwbouw en de hoogte van de restwaardes van de elementen ruwbouw, afbouw en installaties.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de heffingsambtenaar niet is geslaagd in de bewijslast voor de verlenging van de levensduur. Niet duidelijk is of de investeringen in 1995 hebben plaatsgevonden normaal (groot) onderhoud zijn, dan wel van een renovatie die een levensduurverlenging rechtvaardigt. De heffingsambtenaar heeft daarnaast met de enkele verwijzing naar kengetallen uit de Taxatiewijzer Sport de restwaardes niet afdoende onderbouwd. De vier transacties waar de heffingsambtenaar naar verwijst helpen niet, omdat deze niet zien op zwembaden. X maakt de voorgestane waarde ook niet aannemelijk, omdat ook X de restwaardes niet onderbouwt. De rechtbank stelt de waarde in goede justitie vast op € 700.000. De rechtbank matigt de proceskostenvergoeding voor de hoorzitting, omdat de heffingsambtenaar X in 228 zaken tegelijk heeft gehoord. De rechtbank kent de taxateur van X ook 2 uur kostenvergoeding toe voor de reistijd en de duur van de zitting.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 18 januari