X is eigenaar van een tuinbouwbedrijf bestaande uit grond, tuinbouwkassen en een schuur. Van de grond van 11.700 m² heeft de gemeente een gedeelte ter grootte van 1.830 m² in de WOZ-waarde betrokken. In geschil zijn de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB over de jaren 2010 tot en met 2012.
Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de WOZ-waarden zoals die luiden na de uitspraak op bezwaar niet te hoog zijn. De grondprijzen die de heffingsambtenaar heeft gehanteerd, zijn niet te hoog. Verder is de heffingsambtenaar terecht uitgegaan van een oppervlakte van 1.830 m². Hiervan is eveneens terecht niet meer dan 1.487 m² (de ondergrond van de kas) vrijgesteld voor de heffing van OZB (art. 220d, lid 1 onderdeel a en b Gemeentewet). Zowel de WOZ-waarden als de heffingsmaatstaven voor de OZB zijn hiermee niet te hoog. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 23 maart