Rechtbank Oost-Brabant beoordeelt eerst ambtshalve of de heffingsambtenaar de WOZ-beschikkingen terecht heeft afgegeven aan X. De rechtbank meent dat dit het geval is. Inhoudelijk beslist de rechtbank dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden van de kalenderjaren 2012, 2015 en 2016 niet te hoog zijn vastgesteld.

Belanghebbende, X, wordt in 2012 na het overlijden van erflater samen met zijn zus eigenaar van een woning in de gemeente Vught. X vraagt voor de jaren 2012, 2015 en 2016 WOZ-beschikkingen aan voor de woning. De gemeente verstrekt deze WOZ-beschikkingen ex. art. 26 Wet WOZ.

Rechtbank Oost-Brabant beoordeelt eerst ambtshalve of de heffingsambtenaar de WOZ-beschikkingen terecht heeft afgegeven aan X. De rechtbank meent dat dit het geval is, zij het dat de beschikkingen voor de jaren 2015 en 2016 op art. 28 Wet WOZ en niet op art. 26 Wet WOZ zijn gebaseerd. Het was de gemeente toegestaan om de waarde in de beschikking over 2012 lager vast te stellen dan in de beschikking die ten aanzien van erflater was genomen, zonder dat zij een kostenvergoeding aan X moest vergoeden. Vervolgens beslist de rechtbank dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden van de kalenderjaren 2012, 2015 en 2016 niet te hoog zijn vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 28

Wet waardering onroerende zaken 26

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 22 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen