Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de berekening van de kapitalisatiefactor en daarmee van de WOZ-waarde onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt.

Belanghebbende, X bv, is gebruiker van een onroerende zaak waarin een bouwmarkt is gevestigd. In geschil is de WOZ-waarde 2016. De waarde wordt berekend door kapitalisatie van de jaarhuur. De kapitalisatiefactor heeft de gemeente van onderop opgebouwd (bottom up). Bij de berekening van de kapitalisatiefactor is vooral de hoogte van het opslagrisico in geschil.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de berekening van de kapitalisatiefactor en daarmee van de WOZ-waarde onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Tussen partijen is vooral de hoogte van het opslagrisico in geschil. De heffingsambtenaar hanteert een opslagrisico van 6,8% uitgaande van de risico-opslagen voor winkels zoals vermeld in de taxatiewijzer. X bv heeft gemotiveerd gesteld dat de tabel voor winkels niet van toepassing is, omdat de onroerende zaak (bouwmarkt) meer het karakter heeft van een bedrijfsruimte dan van een winkel in de stad. In het licht hiervan acht de rechtbank de kapitalisatiefactor van de gemeente te hoog. X bv maakt de door haar verdedigde waarde echter ook niet aannemelijk. De rechtbank stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 1.647.000 (was € 1.724.000).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 29 juni

46

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen