De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de weigering om de zitting uit te stellen en het voornemen om het verzoek om een voorlopige voorziening tegelijk met de hoofdzaak te behandelen geen aanwijzing van vooringenomenheid is.

X voert in hoger beroep een procedure in de IB-sfeer. Tijdens de zitting wraakt X het hof, omdat die weigert om de zitting voor vijf minuten te schorsen. X acht die schorsing nodig, zodat de rechters over zijn verzoeken kunnen nadenken. De wrakingskamer oordeelt dat een processuele beslissing in beginsel niet voor wraking vatbaar is, tenzij de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing is dat het hof jegens X een vooringenomenheid koestert, of dat de vrees hiertoe objectief gerechtvaardigd is. Één dag voordat de zitting hervat zou worden, wraakt X het hof opnieuw, alsmede de griffier.

De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de weigering om de zitting uit te stellen en het voornemen om het verzoek om een voorlopige voorziening tegelijk met de hoofdzaak te behandelen geen aanwijzing van vooringenomenheid is. Het verzoek ten aanzien van de rechters is kennelijk ongegrond. Het verzoek ten aanzien van de griffier is niet-ontvankelijk. Er volgt een verbod voor de toekomst, omdat X de wrakingsverzoeken gebruikt om procesbeslissingen ongedaan te maken of af te dwingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:18

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

181

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen