Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.

X maakt bezwaar tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag en boetebeschikking. In zijn bezwaar verzoekt X om nadere toezending van stukken en om verlening van een termijn voor het indienen van de gronden van bezwaar. De inspecteur zendt X de stukken en verleent hem de termijn en daarna nog een nadere termijn. De inspecteur verklaart het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk met als reden dat het geen gronden bevat. X stelt dat hij de gronden van bezwaar heeft aangevuld.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Op X rust de bewijslast van de stelling dat hij de brief met de motivering heeft verzonden en dus ook het bewijsrisico van de verzending (CRvB 9 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3233). X heeft de verzending niet aannemelijk gemaakt. Daarbij komt dat het voor de hand ligt dat de gemachtigde van X zou hebben gereageerd op de brief met de nadere termijnstelling, indien de gronden toen al zouden zijn ingediend. Dat in beide brieven voor herstel van het verzuim niet een letterlijke vermelding staat dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kan worden bij het niet voldoen aan de gestelde termijnen, maar slecht een verwijzing naar art. 6:6 Awb bevatten, doet aan de niet-ontvankelijkheidverklaring niet af.

Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 31 augustus

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen